De veertiende eeuw was voor het Avondland een tijdperk waarin de ene ramp over de andere tuimelde: aardbevingen en stadsbranden, overstromingen en pandemieën, misoogsten en hongersnoden, een klimaatverandering, burgeroorlogen, financiële crises, aanhoudende strijd tussen seculiere en geestelijke machthebbers. Het hield maar niet op.
In deze woelige eeuw leefde Heinrich Seuse (1295-1366), lid van de Orde der Predikbroeders, geestelijke zoon van de heilige Dominicus.
Wat zal er allemaal door het hoofd van de 65-jarige Heinrich zijn gegaan, wanneer hij verslag wil gaan uitbrengen van zijn leven en zijn gewonnen inzichten?
Zittend in zijn stille kloostercel, gelegen aan de linkerkant van de traag stromende rivier de Donau, in het rustige Zuid-Duitse stadje Ulm, kijkt de predikbroeder terug op zijn bewogen leven in die roerige tijden. Wat is er geworden van de vurige verlangens en de ambities uit zijn jeugd, de jaren die hij doorbracht aan de oevers van het Bodenmeer? Dertien jaar was hij toen zijn ouders zijn opleiding toevertrouwden aan de predikbroeders, die hun klooster hadden gebouwd op het eilandje voor de kust van Konstanz, het klooster waar hij meer dan de helft van zijn leven zou blijven wonen. Het leren ging hem goed af, zeker, maar er was zoveel meer dan alleen theorie. Peinzend denkt Heinrich terug aan de vele jaren van zelfopgelegde ascese, hij ging hierin verder dan de meeste ordegenoten. Die zelfkastijdingen, die hem helemaal uitputten, zijn ze uiteindelijk wel nuttig geweest, waren ze eigenlijk wel nodig?
Tedere ontroering bevangt hem wanneer hij Meester Eckhart weer voor zijn geestesoog ziet verschijnen. Eckhart, de befaamde, wat strenge geleerde, door zo velen onbegrepen. In de grote stad Keulen heeft hij als student enkele jaren aan zijn voeten gezeten. Van Meester Eckhart leerde hij dat elk mensenkind in zijn binnenste een goddelijk mysterie herbergt, dat geen woord, geen beeld vermag te onthullen. Terugkijkend op zijn leven is het toch vooral deze heilige man geweest, die hem gevormd heeft tot wie hij geworden is. Nee, spijt dat hij het openlijk voor de van ketterij verdachte Meester opnam, heeft hij niet.
Mijmerend denkt Heinrich ook terug aan de vele avonturen die hij beleefde op zijn lange en gevaarlijke pastorale reizen, wandeltochten die hem van de voet van de Alpen tot de Lage Landen voerden. De zwaarste reis van alle was toch wel zijn tocht van Konstanz naar het Zuid-Duitse stadje Ulm in het rampjaar 1348, het jaar dat de pest wild om zich heen greep. Dood, stank en verderf overal rondom hem. Het is nog maar zo kort geleden allemaal.
En dan, dan is er nog Elsbeth, ja, Elsbeth, zijn geliefde, geestelijke dochter. Vijfentwintig jaar geleden leerde hij de slotzuster kennen op een van zijn eerste pastorale reizen, een reis die hem voerde naar haar klooster gelegen aan een bocht van het riviertje de Töss nabij Winterthur in het zachtglooiende noorden van Zwitserland. Hij was net veertig jaar oud, zij vijf jaren jonger. De twee hebben sindsdien een warm contact gehouden. De getalenteerde Elsbeth verstond als geen ander de kunst om hem verhalen te ontlokken over zijn meest intieme geestelijke ervaringen, zaken die hij met niemand anders ooit gedeeld had. Elsbeth werd zijn muze. Pas geleden nog, kort na haar overlijden, verscheen ze hem in een hemels visioen. Het schonk hem diepe troost. Ach Elsbeth, wat heeft ze niet allemaal voor hem betekend… en hij voor haar?
De predikbroeder, begaafd kind uit een problematisch huwelijk, reflecteert ook over de melancholie, die hem sinds zijn jeugd zo vaak en altijd onverwachts bezocht heeft. Die donkere, verlammende gemoedstoestand, die in haar milde vorm op zulk mysterieuze wijze bitterzoete troost herbergt, heeft hij haar ooit achter zich kunnen laten?
Maar bovenal gaan Heinrichs gedachten naar de grote liefde van zijn leven, Vrouwe Wijsheid. Zij was het die hem op zijn achttiende levensjaar het hoofd op hol bracht. Zijn leven lang is zíj de edele Vrouwe geweest wier dienaar hij heeft willen zijn. Het is een levensweg geweest waarop zijn soms grillige minnares hem op intieme wijze de betekenis van gelatenheid heeft getoond, de levenshouding waar Meester Eckhart, zijn geliefde leraar, altijd en steeds overnieuw en op bijna ééntonig wijze van sprak. Vrouwe Wijsheid was het die hem leerde dat slechts in het loslaten van alles wat hij wilde vasthouden, ontdekt kon worden welke kostbare bruidsschat in zijn binnenste verborgen lag. Seuse denkt diep na en neemt een besluit. Over die turbulente liefdesgeschiedenis met Vrouwe Wijsheid, daarover zal de literair begaafde minneridder gaan schrijven. Ja, langs dit liefdesverhaal wil hij de gewonnen inzichten aan anderen door gaan geven, de opdracht waarover zijn heilige medebroeder Thomas van Aquino zo mooi geschreven had.
Heinrich beseft heel goed dat alle woorden en alle beelden uiteindelijk niet voldoen om te zeggen wat hij wil. Maar zwijgen kan hij niet. Elk nieuw beeld dat hij schetst en elk nieuw woord dat hij schrijft, het wordt door de creatieve minnedichter slechts ingezet om er andere eveneens ontoereikende beelden en woorden mee uit te drijven. Een eindeloos proces. Zou zijn beeldende taal daarom net misschien zo rijk en zo veelzijdig zijn?
De argeloze lezer struikelt in veel van de spannende verhalen uit de levensbeschrijving meermaals over de nogal onbescheiden plaats die de dienaar, Seuses alter-ego, hierin zelf inneemt. Het is een positie die op het eerste oog moeilijk te rijmen valt met zijn oproep tot deemoed en gelatenheid. Seuse plaatst ons voor een uitdaging. Slechts langzaam lezend en herlezend, ontdekt de verbaasde lezer in al die zorgvuldig gecomponeerde verhalen plots de doorleefde en milde zelfironie van deze wijze, middeleeuwse, door het leven gelouterde predikbroeder. Zouden het de kikkers van Konstanz zijn geweest die hem dit geleerd hebben?
Minnelijke Heer, zelfs de kikkers in de sloten loven je; en al kunnen ze niet zingen, ze kwaken dan toch.
Seuse schrijft zijn liefdesgeschiedenis, de Vita, in de jaren 1361-1362. In dit boek verwerkt hij de dan net boven water gekomen notities die Elsbeth buiten zijn medeweten maakte en jarenlang op een geheime plaats verborgen hield. Het bleken aantekeningen van hun meest intieme gesprekken. Het verslag van Elsbeth vormt nu voor Heinrich het uitgangspunt van zijn Vita, het verhaal van hun gedeelde geschiedenis.
De predikbroeder besluit om ook twee van zijn ongeveer dertig jaar eerder verschenen Duitstalige werken, het Boekje van de Waarheid en het Boekje van de Eeuwige Wijsheid te bewerken. Tevens schrijft hij elf brieven, die hij samenstelt uit een verzameling van achtentwintig door hem eerder geschreven brieven, die de vlijtige Elsbeth allemaal opgespeurd, verzameld en bewaard had. Heinrich bundelt de vier werken en schrijft nog een informatieve proloog die aan de bundeling voorafgaat, en hij voorziet het geschrift van illustraties. Het in de Middelhoogduitse taal geschreven boek krijgt de titel: Exemplar.
Het Exemplar is het literaire testament van een intens levende, middeleeuwse predikbroeder, een document dat niet alleen boeiende inzichten bevat, maar bovenal inspirerende vergezichten toont, ook aan ons, erven van nu. Het wordt hier, zes en halve eeuw na zijn ontstaan, voor het eerst in zijn geheel en voorzien van illustraties naar het Nederlands vertaald.
Sittard, 19-9-2020
Peter Freens